Ik ben in 1944 geboren in Amsterdam, als middelste van een gezin met 5 kinderen. Mijn ouders waren in Amsterdam geëvacueerd, in 1946 keerden zij naar Den Haag terug, waar mijn jongste broer en zusje werden geboren. Ik kom uit een sociaal betrokken gezin, waar o.a. omkijken naar de ander als belangrijke waarde aan ons werd meegegeven.
Na de middelbare school ben ik een jaar au pair geweest, in Londen en in Parijs.
Vervolgens koos ik voor de Sociale Academie (toen heette dat nog School voor Maatschappelijk Werk), specialisatie cultureel werk. Ik werkte 3 jaar in een club- en buurthuis in Amsterdam. Door mijn huwelijk verhuisde ik weer naar Den Haag, daar werkte ik in een centrum voor werkende jonge mensen. Inmiddels had ik drie kinderen en wilde eigenlijk niet meer ‘s avonds en de weekends werken.
Door mijn studie aan de Sociale Academie had ik een 2e graads lesbevoegdheid, dat kwam goed uit. Ik kon drie ochtenden gaan lesgeven aan leerlingverpleegkundigen in het toenmalige Leyenburg ziekenhuis: maatschappijleer en sociale vaardigheden. Ik bracht mijn kinderen naar school, gaf les en haalde hen weer op. Ideale situatie. In die tijd zat ik ook in het bestuur van de Duinoordschool, ik was jeugdouderling en bestuurslid van de Hooge Burch, een instelling voor mensen met een geestelijke- en/of lichamelijke beperking.
In 1980 verhuisden wij als gezin naar Grou, waar mijn man Burgemeester werd.
We bleven 14 jaar in Friesland, waar, tot onze grote vreugde, nog twee dochters werden geboren, “zonnetjes van onze oude dag”. Ook hier gaf ik les, deze keer aan kraamverpleegkundigen en daarnaast heb ik bestuurlijk vrijwilligerswerk gedaan van jeugdherberg tot verzorgingshuis en veel wat daar tussen zat.
Natuurlijk ging ik ook vaak met mijn man mee, het werd altijd op prijs gesteld als ik meekwam. Ik was zeer betrokken bij zijn functie maar had ook mijn eigen bezigheden in de gemeente.
In 1992 werd mijn man benoemd in Oosterhout (N.B.). Hij heeft slechts kort van deze promotie kunnen genieten. Na een kort ziekbed is hij gestorven.
Met de twee jongste dochters heb ik lang in Oosterhout gewoond, het was een stap van het Friese noorden naar het levendige zuiden. Ik heb het daar goed gehad. Ik ben heel dankbaar dat ik een positief ingesteld mens ben en heb geleerd dat je, ondanks verdriet, heel gelukkig kunt zijn
Ik werd fulltime Buitengewoon Ambtenaar van de Burgerlijke Stand en trouwde mensen. Het is mooi een bijdrage te mogen leveren aan een belangrijke dag in het leven van mensen.
Ook hier deed ik weer ander vrijwilligerswerk dan in Friesland.

Ik noem een instantie waar ik ongelofelijk veel plezier en aardigheid in heb gehad. Dat was het bestuurslidmaatschap van de Stichting Heilige Driehoek. In dit gebied liggen drie kloosters, twee met nonnen en een met monniken. Boeiend was het met name omdat ik de enige Protestant was in het bestuur en soms vragen stelde over het hoe en waarom.
Ik heb er veel geleerd. Nog steeds heb ik een bijzondere band met de zusters van Sint Catharinadal.
Hoe ik bij het Aandachtscentrum terecht ben gekomen?
Op een gegeven moment had ik besloten terug te gaan naar Den Haag. Mijn kinderen wonen in het Westen en ik wilde dichter bij hen en mijn kleinkinderen wonen.
Het kostte wat langer om mijn huis te verkopen, maar dat lukte in 2015, waarna ik een prachtig appartement vond. Het was mijn bedoeling om zeker nog vrijwilligerswerk te gaan doen, ik wist alleen nog niet wat.
Mijn vriendin werd 70 en vierde haar verjaardag in de Pauluskerk in Rotterdam. Zij werkte hier als vrijwilligster samen met Plony de Jong, die ook de Pastor was van het Aandachtscentrum. Plony had van mij gehoord en informeerde of ik geen interesse had om het vrijwilligersteam van het Aandachtscentrum te komen versterken. Na een paar maanden belde ze me weer en toen ben ik gaan kijken. Ik was nog nooit met deze doelgroep (dak- en thuislozen) in aanraking geweest. De sfeer sprak me onmiddellijk aan en uiteindelijk ben ik in 2016 begonnen. Bijna al onze bezoekers hebben wel een “rafeltje”, boeiend om mee om te gaan. Soms schrijnend, maar ook zo bijzonder om te zien hoe ze telkens weer overleven. Ik voel me daar op mijn plek, de cirkel is rond. Begonnen in het club- en buurthuiswerk en nu in een buurthuis voor kwetsbare mensen, onder die noemer viel het Aandachtscentrum in de coronaperiode.
Naast mijn werk in het AC geniet ik met volle teugen van mijn kleinkinderen. Ik noem hen mijn “zielewarmertjes”, een voorrecht om hen te mogen zien opgroeien.